Plantages / L / Lodewyksburg

(Ook bekend / gespeld als: Lodewijksburg)

Sranan Tongo Naam
Lemmersie

Locatie
Matapicakreek (Ook bekend / gespeld als: Matappicakreek)
Matapicakreek rechts in het opvaren, na Sporksgift

Grootte
500 akkers (1819)

Producten
Koffie en Katoen (1793); Koffie (1819); Verlaten (1827); Suiker (1830)

Omschrijving
ca. 1744: aanleg plantage
De grond van de plantage werd uitgegeven aan Charles Godeffroij, tevens eigenaar van plantage Alkmaar.
Maar de plantage ontleent haar naam aan de tweede eigenaar. Dit was Lodewijk Kuhlenkamp, die was gehuwd met Anna Hedwig Meijer. Veel is niet over hen bekend. Lodewijk Kulenkamp is vóór 1747 overleden. Anna Hedwig Meyer heeft hem vele jaren overleefd. Zij stierf in 1772, blijkens een aantekening in het register der gereformeerde kerk:

"..... 1772-februari 3 Debet Boedel Anna Hedewig Meijer weede: Lodewijk Kulenkamp - A kerkegerechtigheid voort begraven van haar selfs in de Lutherse kerk f 50,- ....."

Het echtpaar had een zoon Jan Gerard en een dochter Dorothea. Mogelijk waren er nog andere kinderen.

1793: Weduwe N. Lemmers geb. Kuhlenkamp
Dorothea Kulenkamp (1720-ca. 1801) ging op 20 october 1758 in ondertrouw met de weduwnaar Nicolaas Lemmers. Dorothea Kuhlenkamp is de dochter van Lodewijk Kulenkamp en Anna Hedwig Meijer. Het huwelijk heeft niet lang mogen duren, Nicolaas overleed reeds in 1760.
De vraag is hoe zij alleen in het bezit is gekomen van de plantage, ze had immers minimaal nog een broer: Jan Gerard. Wat er tussen 1772 en 1793 is gebeurd met de bezitsverhoudingen is ons nog niet bekend.
Dorothea was in die tijd eigenaresse van 3 koffieplantages, te weten: Lodewijksburg, geërfd van haar eigen familie, Kuhlenkampsspruit ("Lemersi") aan de Matapica, en Wedersorg aan de Commewijne, alle drie 500 akkers groot.
Voor zover bekend is Dorothea nooit hertrouwd. In 1773 staat "de weduwe Lemmers geboren Kulenkamp" genoteerd als passagier van het schip "Willem Christiaan" onder schipper Jan Dregshuysen naar Amsterdam. Zij reisde met haar zoon, haar tot slaaf gemaakte Fido en haar mulattin Petronella. Vermoedelijk was het een definitief afscheid van Suriname, want zij wordt daarna in de kerkarchieven tot 1789 niet meer genoemd. Omstreeks 1800 is zij overleden. Waarschijnlijk in Haarlem, want in die plaats werden de volmachten opgesteld voor de boedelbeheerders. In 1801 werd haar huis in de Kromme Elleboogstraat geveild. Daar was geen nut meer voor, de erfgenamen woonden immers niet meer in Suriname. Maar de rijke plantages werden niet verkocht, en bleven tot 1832 in het bezit van de familie.

1821: Erven Kuhlenkamp-Lemmers (almanak 1821)
E. Buman was de directeur. De administratie was in handen van J. H. Mencke, S. M. Klein, en J. Bruyning.
In 1830 bezocht Teenstra de plantage om gegevens te verzamelen voor zijn boek "de landbouw in de kolonie Suriname". Hij noteerde dat Lodewijksburg een suikerplantage was met 77 tot slaafgemaakten en een stoommachine. Feitelijk bestond Lodewijksburg niet meer, men was bezig de plantages Sporksgift en Lodewijksburg te transformeren tot de grote suikeronderneming Alliance.

Eigenaren
1744: Charles Godeffroij
?-1747: Lodewijk Kulenkamp
1747-1772: Anna Hedwig Meijer (weduwe Kulenkamp)
1772-1793: ?
1793-1801: Weduwe N. Lemmers, geboren Kuhlenkamp
1801-1819: ?
1819-1821: Erv. Kulen kamp Lommers
1821-1832: ?
1832: A. Cameron

Foto's

Uitgiftekaart van Lodewijksburg uit 1747, getekend door landmeter Gardin.



NB: De informatie op deze pagina is afkomstig uit vele bronnen, deze kunnen worden geraadpleegd op onze bronnen pagina.