Plantages / B / Brouwerslust

Sranan Tongo Naam
Browru of Brouwroe

Locatie
Commewijnerivier
Rechteroever bij het afvaren

Grootte
500 akkers (1770); 725 akkers (1774); 1250 akkers (1859); 632 hectaren (1888)

Producten
Koffie; Suiker (1847)

Familienamen Emancipatie 1863

Alons
Bertner
Braal
Bredeker
Brender
Brons
Bros
Brouwerslust
Bruijnder
Brussel
Doesburg
Ferme, de
Fransman
Goedhoop
Goedop
Heerendik
Hekelen (van)
Hoekma
Hugos gift
Kanten (van)
Kassel
Kerseborn
Kershout
Kloof
Kom
Kroes
Krul
Leende (van der)
Lizard
Lotte
Luik
Maand
Maanster
Madelief
Marino
Meiners
Mekman
Morooy
Muddag
Oost
Ouder
Pas (van)
Perzik
Radijs
Redan
Roem
Roemer
Rony
Rosebloem
Ruimveld
Rulhsdof
Rusten
Sand (van)
Schadeling
Schotlin
Schotman
Smees
Steekman
Streef
Struis
Teveer
Tholen
Tummel
Veluere (van)
Vloer
Voelwijk
Weez
Wester
Wetering
Zoom
Zuid
Zuiver

Omschrijving
1745 – Wesselius Brouwer als in huwelijk hebbende de wed: Jan Wriedt. (warrand 1745)
Op de uitgiftekaart van 1746 staat vermeld dat de grond via loting was toegewezen aan "mejuffrouw de wed: Johan Wriedt". Maar niet lang daarna huwde de weduwe met Wesselius Brouwer, en op de warrand van 1747 staat daarom vermeld dat de grond was toegewezen aan "Wesselius Brouwer als in huwelijk hebbende de wed: Jan Wriedt". Wesselius Brouwer (?-1765) huwde in 1746 met Maria Alexandrina van Eijk (?-1757), de weduwe van Jan Wriedt. Zij was eigenaresse van de plantage Wriedt-eyk aan de boven- Commewijne. Uit haar vorige huwelijk bracht zij twee minderjarige kinderen mee: Laurens-Johannes (?-?) en Anna Catharina (1741-?) geh. 1759 Walter Kennedy.
Haar huwelijk met Wesselius Brouwer schijnt kinderloos te zijn gebleven. Maria Alexandrina overleed in 1757 en werd op Brouwerslust begraven. Haar twee voorkinderen Wriedt waren ieder voor 1/3 deel erfgenaam van Brouwerslust; Wesselius Brouwer was eigenaar van het resterende derde deel. Wesselius Brouwer komt voor het eerst in de Surinaamse archieven voor in 1742. Hij werd toen aangesteld als keurmeester der suikeren en heeft die functie tot 1746 uitgeoefend. Via zijn huwelijk met de weduwe Wriedt in 1746 werd hij plantage-eigenaar. Het kapitaal benodigd voor het ontwikkelen van Brouwerslust werd verstrekt in 1753 via de negociatie van Deutz (later : Marselis). Deutz verstrekte f 66.000,- met de plantage Wried-eyk als onderpand. Brouwerslust werd aanvankelijk niet met hypotheek belast, maar aangezien het echtpaar boven de limiet geld opnam, werd in 1757 Brouwerslust alsnog belast met een hypotheek van f 38.760,-.
Uit de periode 1758-1765 zijn drie plantage-inventarissen bekend. We zien het aantal tot slaaf gemaakten groeien van 63 in 1758 tot 102 in 1765. In 1758 was de plantage F 93.735,- waard, en 1765 wordt de plantage getaxeerd op F 150.303,-.

1770 - W. Brouwer en I.L. Wriet
Op de kaart van Lavaux van 1770 komt Brouwerslust voor met de volgende gegevens: 500 akkers, eigenaar: W. Brouwer en I.L. Wriet

1774 – achterland ; Walter Kennedy (kaart 1774)
In 1774 werd 225 akkers achterland aan de plantage toegekend. De eigenaar in die tijd was Walter Kennedy (1732-1776), echtgenoot van Anna Catharina Wriedt (1741-?). Kennedy had de overige 2/3 aandelen van de mede-eigenaren opgekocht, en ook de volledige hypotheek afgelost.
Walter Kennedy (1732 – 1776) was geboren op 14 Juli 1732 te Cavers, Schotland. Hij kwam in 1753 samen met zijn twee broers naar Suriname en is hier bijna zijn hele verdere leven gebleven. Hij was Raadsheer van Politie en crimineele justitie. Hij huwde op 3 nov. 1759 te Paramaribo, Suriname met de “jongedochter” Anna Catharina Wriedt. Hij was toen 27 jaar oud, zij 18. Gouverneur Crommelin was zijn “best man”, samen met de weduwe van zijn overleden broer Charles Kennedy. Anna Catharina was deeleigenaar van de plantages Brouwerslust en Wried-eyk, en via zijn huwelijk werd Walter dus planter. Het huwelijk bleef lang kinderloos, of mogelijk zijn er kinderen geweest die jong zijn overleden. Na elf jaar huwelijk werd een zoon geboren, Hugh John, geboren op 25 Maart 1770 te Paramaribo.
Uiteindelijk besloot hij te repatrieeren naar Europa. Hij vertrok samen met zijn kleine gezin in 1775 uit Suriname. Hij vestigde zich te Londen. Hij overleed enkele maanden later op 17 Mei 1776, 43 jaar oud. Hij liet een behoorlijk vermogen na. Zijn enige zoon was zijn erfgenaam. Hij was op het moment van overlijden van zijn vader 6 jaren jong.

1776 – Hugh John Kennedy
Hugh John Kennedy (1770 Paramaribo – 1817 Brouwerslust) was de enige zoon van Walter Kennedy en Anna Catharina Wriedt. Hij emigreerde in 1775 samen met zijn ouders naar Europa. Hij heeft daar lang gewoond, maar is uiteindelijk naar Suriname teruggekeerd. Hij komt niet voor in de volkstelling van 1811, dus hij is pas daarna gekomen. Hij overleed in 1817 en werd begraven op Brouwerslust.

1832
M.D. Teenstra bezocht de plantage omstreeks 1830. Brouwerslust was een koffieplantage van 725 akkers, met 141 tot slaaf gemaakten.

1845 – A.H.F.J. Kennedy
Er werkten 158 tot slaaf gemaakten, en de directeur was C.G.L. Kuhn. A.H.F.J. Kennedy was de eigenaar en tevens administrateur. Plantage De Goede Vriendschap behoorde aan Brouwerslust.

1847 – C.J. van West (almanak 1847)
De plantage was 725 akkers groot en was overgeschakeld op suiker. Er waren 179 tot slaaf gemaakten. De eigenaar was C.J. van West. De Goede Vriendschap was aan Brouwerslust geannexeerd en werd verhuurd als chirurgijnsetablissement.
Coenraad Isaac Salomons van West (1796 Paramaribo – 1872 Leiden) was de zoon van Itsak Salomon van West and Hanna Coenraad van West. Hij was gehuwd met Aaltje (Alida) Salomon Swijt (1804 A’dam – 1873 A’dam), en had verder relaties met Jeanette van 't Velde en Maria Cornelia Diepenbroek.
Hij was vader van Johannes Jacques van 't Velde; Frits Coenraad van 't Velde; Saraatje Marie Elisabeth van 't Velde; Eduard Coenraad van 't Velde; Elisabeth Petronella Diepenbroek, en nog 9 andere kinderen. Van West was vennoot van het handelshuis Van West en De Hart, gevestigd te Amsterdam, en met een winkel en pakhuis in Paramaribo. In 1832 ging het Surinaamse bezit plus de gehele voorraad tijdens de grote stadsbrand verloren. Het handelshuis verstrekte ook plantages leningen, o.a. in 1834 een lening aan Brouwerslust van onbekende grootte.
Het is niet bekend hoe van West eigenaar van de plantage is geworden, mogelijk doordat de lening van het handelshuis niet was afbetaald? Iets wat veel gebeurde in die tijd.

1859 – C.J. van West (almanak 1859)
De plantage was samengevoegd met Nut en Schadelijk, en was 1250 akkers groot. Men produceerde suiker met een stoommolen. Er waren 329 tot slaaf gemaakten. C.J. van West was een handelsfirma in Europa.

1863 - Emancipatie
Er werken tijdens de emancipatie 308 tot slaaf gemaakten; de eigenaar was Coenraad Isaac van West te Brussel.

1873 - contractarbeid
In de periode 1880-1929 wierf Brouwerslust contractanten aan. De plantage contracteerde zelf zo'n 70 Brits-Indische immigranten, en hercontracteerde ook immigranten van andere plantages. In totaal hebben zo'n 120 brits-indische immigranten op de plantage gewerkt. Ook hebben er 190 Javaanse arbeiders gewerkt.

1888 – E.M. Curiel (almanak 1888)
De plantage was 632 hectaren groot, waarvan 418 ingepolderd. 101 hectaren waren in cultuur gebracht. De totale bevolking op de plantage bestond uit 103 personen, waarvan 62 arbeiders. De helft daarvan waren immigranten. Eigenaar was E.M. Curiel.

1900 – E.M. Curiel (almanak 1900)
Brouwerslust was 632 H.A. groot, waarvan in cultuur 123 hectaren. De oogst bestond uit 60969 K.G. cacao, 300 K.G. koffie, en 281 bossen bananen. E.M. Curiel was de eigenaar, administrateur, en gezagvoerder. Er werkten 128 arbeiders waaronder 80 immigranten.

1910 – erven E.M. Curiel (almanak 1910)
Brouwerslust was 632 H.A. groot, waarvan in cultuur 135 hectaren. De oogst bestond uit 6921 kg cacao en 321 bossen bananen. F.C. Curiel was de administrateur.

1913 – erven E.M. Curiel (almanak 1913)
Brouwerslust was. 632 hectaren groot, waarvan in cultuur 156 hectaren. De oogst bestond uit 25051 kg cacao, 3000 kg koffie, 4258 bossen bacove, en 54 bossen bananen. De eigenaren waren de erven van E.M. Curiel. F.C Curiel was de administrateur. E. Matroos had de dagelijkse leiding op de plantage. Er waren 68 arbeiders waarvan 12 immigranten.

1928 – (almanak 1928)
De plantage was 632 hectaren groot, waarvan 55 hectaren beplant met koffie, en 97 met cacao. De oogst bedroeg 3540 kg koffie (1926), 16807 kg cacao (1926) en 29759 kg cacao (1927). J.A. Ho Sam Sooi was de gezagvoerder op de plantage. Vermoedelijk was J.S. Swijt de eigenaar.

1935 – J.S. Swijt (almanak 1935)
Eigenaar was J.S. Swijt. M. de la Parra was de beheerder buiten de kolonie, en W K. Moll idem binnen de kolonie. J.H. Ho Sam Soi had de dagelijkse leiding. Er waren 33 inwoners op de plantage. Er waren 60 hectaren in cultuur, met een productie van 11435 kg koffie, 600 kg mais, 3500 kg padi, 90 kg aardvruchten, 30 bossen bananen, en 25 bossen bacoven.

1938 – weduwe J.S. Swijt (almanak 1938)
Brouwerslust was 632 H.A. groot, waarvan 289 beplant. De productie bedroeg 2205 kg koffie, 3500 kg mais, 7740 kg padi, 70 kg aardvruchten, en 10 bossen bacove. Eigenaresse was de weduwe J.S. Swijt. M. de Parra was de beheerder buiten de kolonie, en W.K.A. Moll idem binnen de kolonie. De gezagvoerder op de plantage was J. Ho Sam Soi. Er waren 21 inwoners / arbeiders.

2020 – overgroeid met bos
De plantage is reeds lang buiten gebruik en overgroeid met bos.

Eigenaren
1745: Wesselius Brouwer als in huwelijk hebbende de wed: Jan Wriedt
1770: W. Brouwer, I. L. Wriet
1774-1776: Walter Kennedy
1776-1817: Hugh John Kennedy
1819: Boedel H.J. Kennedy
1828: W.C. Kennedy
1845: A.H.F.J. Kennedy
1847: C.J. van West
1888: E.M. Curiel
1910: Erven E.M. Curiel
1928: J.S. Swijt
1938: Weduwe J.S. Swijt

NB: De informatie op deze pagina is afkomstig uit vele bronnen, deze kunnen worden geraadpleegd op onze bronnen pagina.