Plantages / B / Berlijn [Commewijnerivier]

(Ook bekend / gespeld als: Berlyn of Berlin)

Sranan Tongo Naam
Bareen

Locatie
Commewijnerivier
Rechteroever bij het afvaren. Volgorde bij het afvaren: Frederiksdorp, Buitenrust, Johanna Margaretha, Elisabeth's hoop, Berlijn, Maasstroom, Johannesburg, Rust en Werk.

Grootte
500 akkers (1748); 725 akkers (1772); 750 akkers (1795), 737 akkers (1843)

Producten
Koffie (1793); Cacao, Koffie, Katoen (1819); Suiker (1840); Koffie, Cacao en Banaan (1909)

Familienamen Emancipatie 1863

Aardenburg
Abcoude
Amerongen
Batestein
Belhout
Berkhouten
Beverwijk
Bruno
Costeren
Gorré
Goudzand
Hardenberg
Hardenbergh
Hennip
Hijmer
Kluizenaar
Koodijk
Oldenzaal
Oosthuizen
Perzikboom
Sandpoort
Steenwijk
Tilburg
Varenslag
Vijgeboom
Waalring
Wandelaar
Wateras
Zandbank
Zandvoort

Omschrijving
1748 - aanleg plantage
In 1748 werd aan Michael Gabriel Fredersdorff een warrand verleend om " ........erffelijk te moogen bezitten 500 akkers land met een facit van 30 kettingen aan de rivier geleegen in de rivier van Commewijne aan de linkerhand in 't opvaaren, sijn begin neemende aan de beneede scheid lijn van 't land thans uitgegeven aan Theodorus Knoffel ......" Michael was afkomstig uit Berlijn, en noemde de grond naar zijn geboorteplaats. Er is bijzonder weinig over hem bekend, hij heeft in de archieven nauwelijks sporen achtergelaten. In 1756 woonde hij weer in Berlijn. Hij schijnt de helft der plantage te hebben verkocht aan de Amsterdamse kooplieden Deutz en Van Son.

1770 - Schep. Duyts, van Son
Johannes Leonardus van Son huwde in 1751 met Maria Anna Pietersen . Er is bijzonder weinig over hem bekend. Hij overleed in 1763, en werd begraven.op zijn plantage Tout Lui Faut. In 1770 stond de plantage Berlijn op naam van zijn erfgenamen.
De familie Deutz (Duyts) heeft nooit in Suriname gewoond, en komt dan ook nauwelijks voor in de archieven. Het betreft hier Amsterdamse koopmansfamilie die belangen had in de plantage Berlijn.
Daniel Deutz (?-1775), gehuwd met Geertruid van Son (?-1792), was de eigenaar in 1772. Hij was burgemeester van Amsterdam. Hij liet zijn plantage beheren door de administrateur Francois Ewout Becker. In 1772 verwierf Becker 225 akkers land achter de plantage, die daarmee 725 akkers groot werd.

1793 - weduwe D. Deutz (Almanak 1793)
De plantage werd geadministreerd door mr. F. E. Becker en J. Stockel. De weduwe Deutz had geen andere plantages in bezit. Zij was overigens in 1792 al overleden.

1821 - Erven weduwe Deutz (Almanak 1821)
De plantage was 725 akkers groot, en produceerde koffie en katoen. In 1832 bestond de slavenmacht uit 158 personen.

1840 - Suikerconversie
Zoals bij zovele andere koffieplantages, raakte ook de grond van Berlijn volledig uitgeput. Men schakelde daarom over op suiker, dat op deze gronden nog wel kon gedijen. In 1850 werd op de buurplantage Buitenrust een van de allereerste centrale suikerfabrieken opgericht, waar de plantages Johan en Margaretha, Maastroom, en Berlijn, hun suiker lieten verwerken.

1843 - erven M.D. Deutz (almanak 1843)
De plantage was 737 akkers groot en produceerde koffie. De directeur was J. Schotteling; als administrateurs traden op J. Zaal en A. van Meerten. De slavenmacht bedroeg 135 mensen.

1863 - Emancipatie
De eigenaren waren de erven van wijlen Geertruid van Son, weduwe van D. Deutz uit Amsterdam; Deze erven waren de families Fabricius, Kluit, Baggerman, le Chevalier, en Six, alle verblijvend in Nederland. Zij ontvingen een "tegemoetkoming" groot f 30.600,- + f 1.200,- voor 104 tot slaaf gemaakten.

1874 t/m 1928
Vanaf 1874 t/m 1928 heeft de plantage regelmatig contractarbeiders aangeworven. In totaal arriveerden 143 brits-indiers en 328 javanen op de plantage.

1909 - B. Heldring
Over eigenaar Heldring zijn er geen gegevens. Onbekend is hoe hij aan de plantage is gekomen. De plantage werd beheerd door de NHM. Er waren 113 arbeiders, waaronder 87 immigranten. De plantage produceerde koffie, cacao en bananen.

1979 - Armand van Alen
De industrieel Van Alen heeft een aantal naastliggende plantages - waaronder Berlijn - heringericht als veeteeltbedrijf; diens echtgenote, Adriana van Alen, heeft een uitgebreide studie van de plantages gemaakt. Toen het echtpaar begon, waren de plantages secundair bos. In 2001 waren 5000 hectare in cultuur gebracht, het grootste gedeelte als weiland of graskweek voor 4000 koeien. Van Alen heeft het voorland van de plantage niet in gebruik, de weidegronden beginnen verder naar achteren.

Eigenaren
1748: Michael Gabriel Fredersdorff
1770: Schep. Duyts, van Son
1772: Daniel Deutz
1772-1795: Weduwe D. Deutz
1795-?: Erven Weduwe Deutz
?-1827: Erven Deutz, R. le Chevalier en N. de Gijselaar
1828: Erven wijlen G.v. Son, D. Deutz, R. le Chevalier, qq. en N. de Gijselaar qq.
1830: R. le Chevalier en N. de Gijselaar
1834: R. le Chevalier qq.
1863: Erven Geertruid van Son, weduwe van D. Deutz.
1909-?: B. Heldring
1979: Armand van Alen

Foto's

De sluis en het bakstenen waterreservoir zijn de enig overgebleven restanten van de plantagetijd. Het gewelfde reservoir is ongewoon lang met aan weerszijden een inlaatput. Foto KDV architects 2001.

De uitgiftekaart van de plantage. Ongedateerd, vermoedelijk 1748. Getekend door de landmeter P. Gardin.

De uitbreiding van 1772. Meetkaart door Helleday uit 1773.



NB: De informatie op deze pagina is afkomstig uit vele bronnen, deze kunnen worden geraadpleegd op onze bronnen pagina.